De man, maar het mannetje; het is best lastig om te weten of je met een de-woord of met een het-woord te maken hebt. In deze les kun je alle regels hiervoor vinden plus goede oefeningen en een leuke anekdote over Nederlanders en ‘hun mannetje’.

Schrijf ik hier e of ee, a of aa, o of oo, b of bb, l of ll, v of f, s of z…? Ook al heb je een hoog niveau in het Nederlands, de spelling kan nog altijd veel denkwerk vragen. In deze les worden dit soort kwesties van a tot z behandeld. Ook zitten er veel goede oefeningen bij en een wma-bestand, zodat je alle oefeningen en voorbeelden niet alleen kunt lezen maar ook kunt horen. Voor de spelling is het namelijk belangrijk dat je weet hoe de woorden worden uitgesproken.

Als het een oud koffiehuis is, dan is het zeker ook het oud koffiehuis? Helaas is dat niet zo. Misschien heb je de regels van het adjectief ooit geleerd en misschien heb je ze nu niet precies meer in je hoofd. Omdat ze niet logisch zijn! Hier zijn alle regels plus goede oefeningen.

Wat zijn ook alweer precies de vormen van het pronomen als subject en als object? Wat is het verschil tussen je en jij, ze en zij, we en wij? Als ‘hun zeggen’ niet goed is, wat is dan wel goed? In les 4 kun je dit en nog veel meer leren aan de hand van veel voorbeelden en leuke dialogen.

Is het nu die of deze kaas? Tja, dat ligt eraan waar je staat. In deze les krijg je een duidelijke uitleg plus een trucje om de vormen van het pronomen demonstrativum – deze, die, dit, dat – uit elkaar te kunnen houden, zodat je nooit meer vergeet hoe het in elkaar zit.

Mijn vriend? Kun je ook zeggen ‘m’n vriend’? En wanneer gebruik je dat? ‘Annie wast haar haar.’ Is dat een goede zin? In deze les leer je alles over het possessivum: de vormen, het gebruik, beklemtoonde en neutrale vormen. Ook krijg je handige tips, veel voorbeelden en dialogen.

Deze les gaat over het reflexief pronomen en de plaats daarvan in de zin. Aan de hand van dialogen, oefeningen en handige tips leer je dit pronomen goed te gebruiken. Ook vind je in les 7 een lijst verba die in het Nederlands reflexief zijn en in het Engels niet, zoals: ‘ik vraag me af’ – I wonder.

Je spreekt al goed Nederlands en opeens weet je niet meer of het ‘bent je’ is of ‘ben je’ en dat het ‘hij heeft’ is, maar ‘je hebt’ en ‘hij wil’ en niet ‘hij wilt’. In les 8 wordt je kennis over het presens lekker opgefrist en kun je goed oefenen, bijvoorbeeld aan de hand van het dagelijks leven van Ans en Frans.

Waarom is het ‘landde’ en niet ‘lande’? En is het dan ook ‘hij lachtte’? Nadat je deze les hebt gedaan weet je waarom dit niet goed is. Je weet dan ook zeker of het imperfectum van een regelmatig verbum op –de(n) of –te(n) eindigt. De verhaaltjes ‘Achter de eeuwenoude muur’en ‘Schiphol, 23 juli - The Brady Bunch’ maken het leren echt tot een plezier.

‘De rozen roken heerlijk’, maar ‘hij rookte een sigaret’. Wist je dat ‘roken’ in deze zin het imperfectum is van ‘ruiken’? In les 11 vind je lijstjes met in totaal meer dan 100 verba met een onregelmatig imperfectum en perfectum. Bij elke lijst horen leuke oefeningen met het imperfectum, vaak in de vorm van een verhaaltje. Oefeningen met het onregelmatig perfectum vind je in les 13. Ik ben naar het strand geweest.