Wat zijn ook alweer precies de vormen van het pronomen als subject en als object? Wat is het verschil tussen je en jij, ze en zij, we en wij? Als ‘hun zeggen’ niet goed is, wat is dan wel goed? In les 4 kun je dit en nog veel meer leren aan de hand van veel voorbeelden en leuke dialogen.

Is het nu die of deze kaas? Tja, dat ligt eraan waar je staat. In deze les krijg je een duidelijke uitleg plus een trucje om de vormen van het pronomen demonstrativum – deze, die, dit, dat – uit elkaar te kunnen houden, zodat je nooit meer vergeet hoe het in elkaar zit.

Mijn vriend? Kun je ook zeggen ‘m’n vriend’? En wanneer gebruik je dat? ‘Annie wast haar haar.’ Is dat een goede zin? In deze les leer je alles over het possessivum: de vormen, het gebruik, beklemtoonde en neutrale vormen. Ook krijg je handige tips, veel voorbeelden en dialogen.

Deze les gaat over het reflexief pronomen en de plaats daarvan in de zin. Aan de hand van dialogen, oefeningen en handige tips leer je dit pronomen goed te gebruiken. Ook vind je in les 7 een lijst verba die in het Nederlands reflexief zijn en in het Engels niet, zoals: ‘ik vraag me af’ – I wonder.

‘De boot die daar ligt’ maar: ‘het bootje dat ..’ Wanneer gebruik je die en wanneer gebruik je dat? Klopt het dat je in het Nederlands ook vaak wat moet gebruiken? Is ‘de man waarmee ik praat goed Nederlands’? In les 20 lees je alles over de relatieve bijzin. Als je alle voorbeelden hebt bekeken en alle oefeningen hebt gedaan, kun je zelf goede relatieve bijzinnen maken.